Dat Vinden Jongens Leuk
Dat Vinden Jongens Leuk

Dat Vinden Jongens Leuk

Annie M.G. Schmidtprijs 2005

JEROEN VAN MERWIJK OVER WETTEN DIE NIET BESTAAN

‘Je moet een nare geest hebben, wil je cabaretier kunnen zijn’

Door Daan Bartels
Beeldje Annie M.G. Schmidt, gemaakt door Frank Rosen, gefotografeerd door Jaap Reedijk

In het juryrapport van de Annie M.G. Schmidtprijs 2005 staat dat de winnaar met zijn lied Dat vinden jongens leuk bewijst de wetten van het klassieke cabaretlied goed te kennen. “Van Jeroen van Merwijk valt dus nog iets te leren”, zo dacht ik.

Jeroen van Merwijk zet twee dampende koppen koffie op tafel en gaat bij mij zitten. Tegenover ons pronkt ‘Annie’. De kleine buste is voor de gelegenheid tevoorschijn gehaald. Onderwerp van ons gesprek is het sarcastische lied ‘Dat vinden jongens leuk’. Jeroen haalde er -rijkelijk laat, zo vindt hij zelf- de Annie M.G. Schmidtprijs mee binnen, nadat kleinkunstkenner Kick van der Veer het liedje instuurde. Zelf inschrijven doet hij niet meer, sinds de prijs in 1993 niet werd uitgereikt omdat de jury het niveau dat jaar te laag vond. En hij had nog wel zo’n goed lied ingestuurd… Ik leg het juryrapport tussen ons in.

Jeroen van Merwijk: “De wetten van het cabaretlied? Geen idee! Ik ken ze niet. Ik denk dat een cabaretlied iets moet zeggen over de wereld om ons heen. Dat je daar een intelligente kijk op geeft in een heldere tekst. De muziek is van ondergeschikt belang. Dat vinden jongens leuk voldoet daaraan. De tekst verloopt van kwaad tot erger. Het publiek lacht vaak al, voordat men weet welke kant het uitgaat, totdat het lachen hen aan het einde vergaat. Dan heb ik ze tuk; bij sommige mensen doet dat echt pijn. Auw! Ook een kenmerk van cabaret.”

Dus toch wetten?
“Nee, wetten bestaan er niet voor. Je kunt zoiets als uitgangspunt nemen, maar dan moet je nog de woorden vinden. En je moet een soort nare geest hebben, wil je cabaretier kunnen zijn. Maar er zijn geen wetten voor het schrijven van een lied. Daar ben ik van overtuigd!”

Maar zijn er wel wetmatigheden in je eigen werk dan?
“Nou, dat moeten anderen maar bedenken. Ik probeer altijd strak te schrijven, maar laat die strakheid niet prevaleren boven de boodschap. Je kunt in een bepaald metrum schrijven: ‘padam-padam-padam’. Maar dat kan saai worden. Ik ben geneigd dat af te wisselen met ‘padam-pam-pam-dam’. Heel strak geschreven nummers brengen je in een bepaalde cadans, terwijl ik juist probeer luisteraars door wisselingen alert te laten blijven. En door teksten soms een beetje te mompelen in plaats van ze netjes te zingen, lijkt het alsof ze niet geschreven zijn, maar ter plekke verzonnen worden. Dan heb ik erg mijn best gedaan op een lied, maar valt het vernuft ervan helemaal niet op. Zingen bestaat voor mij dus ook niet. Net zoals cabaretwetten.”

Weet je nog hoe je zonder wetten te volgen toch tot dit lied bent gekomen?
“Het zal wel begonnen zijn met het zinnetje: ‘dat vinden jongens leuk’. Als zoiets in me opkomt, schrijf ik dat op en kan het later een liedje worden. Ik heb het nummer gemaakt om te lachen, al zit er ook iets wrangs aan. Geëngageerd kun je het eigenlijk niet noemen. Ik spreek mezelf er niet in uit. Het oordeel ligt bij het publiek. ‘Ik deed niets’, kan ik dan zeggen. Ook dat is typisch cabaret!”