Wanneer ik zangeres Thérèse Steinmetz bel om een afspraak te maken voor een interview, staat zij met een volle kar in de rij voor de kassa bij de supermarkt. Even later belt ze terug: “Was u het die mij probeerde te bellen?” Negentig jaar is ze inmiddels, maar nog uiterst vitaal en levenslustig. Een week later treffen we elkaar in het Galeriecafé van het Rosa Spier Huis, waar Thérèse haar eigen appartement heeft. We kiezen een rustig plekje uit en bestellen een cappuccino, onderdeel van haar dagelijkse routine. Vragen hoef ik niet te stellen. Thérèse nipt het schuim van haar koffie en vertelt.
THÉRÈSE STEINMETZ 90 JAAR JONG
Herinneringen van zangeres met ‘idioot geheugen’
Door Daan Bartels
Thérèse Steinmetz is geboren in Amsterdam op 17 mei 1933 en groeit op als enigst kind in een muzikale omgeving. Door haar aderen stroomt Nederlands, Frans en Indisch bloed. Haar vader is operazanger, haar moeder pianiste. Discipline wordt haar met de paplepel ingegeven: Om half zeven thuis zijn om te eten, geen minuut later. En altijd maximaal één vriendinnetje mee naar huis om te spelen. Thérèse weet alles nog.
Thérèse roert in haar koffie en steekt van wal: “Ik heb een idioot geheugen. Ik weet me dingen te herinneren vanaf dat ik tweeëneenhalf jaar oud ben. Dat kan helemaal niet, zeiden mijn ouders vaak. Maar dan vertelde ik wat ik nog wist en moesten ze me toch gelijk geven. We woonden in de Uithoornstraat. Weet je waar die is? Vlakbij de Amstel en de Berlagebrug. Vandaar keek je zo naar De Wolkenkrabber, de flat aan het Victorieplein. Dat was het hoogste gebouw van de stad in die tijd. Later zijn we verhuisd naar de toen nog stille en chique Stadhouderskade. Een keer per vijf minuten kwam er eens een auto voorbij. En als je bij ons uit het raam keek, zag je een pontje. Daar stond een klein mannetje bij met een bochel. Bolletje Bink, noemden we hem.”
Muziekschool aan huis
“We hadden een mooie woning met twee etages en een tuin. Mijn ouders runden er een muziekschool aan huis. Het was er altijd een drukte van belang. Hele koren kwamen er over de vloer om te repeteren. Terwijl ik in mijn bed lag, klonken de aria’s door het huis. Ik sliep daar gewoon doorheen, deed me niks. Als mijn ouders zelf vrij waren, werden de lesruimtes verhuurd. Op dinsdagmiddagen repeteerde er een Hongaars kwartet. Die mannen speelden lekkere, pittige muziek. Dat vond ik wat! Als kind klom ik dan op tafel om de csárdás te dansen. Toen al!”
Solistische eigenschappen
De appel valt niet ver van de boom. Als tiener volgt Thérèse een vooropleiding aan de muziekschool van het Conservatorium. Die sluit zij af met het behalen van het Staatsdiploma. Daarmee mag ze aan het echte Conservatorium direct starten in het derde leerjaar. Thérèse: “Het Conservatorium zat in mijn tijd in de Bachstraat. Toepasselijk he? Een mooie plek, vlakbij de Beethovenstraat. En de juffrouw van de garderobe heette mevrouw Bach. Ook dat nog! Toen ik er startte, in de derde klas, werd er een concours uitgeschreven voor jonge meisjes die professioneel aan klassieke muziek wilden doen. Daar heb ik me toen voor ingeschreven. Op een vroege morgen om negen uur was het mijn beurt. En wat denk je? Mijn vader en moeder ontvingen een week later een vrolijke brief waarin stond dat hun dochter gewonnen had. De prijs was niet alleen een beurs om de verdere studie te bekostigen, maar betrof ook geld om van te leven. Ondanks dat mijn ouders een goedlopende muziekschool hadden, was het toch wel zeer welkom dat hun Treesje die toelage kreeg. Ik was een serieuze student en kreeg bij mijn diploma de speciale vermelding over solistische eigenschappen te beschikken. Dat stimuleerde mij om door te leren en ook daadwerkelijk als solist af te studeren. Met drie diploma’s op zak ging ik naar Zuid-Afrika…”
Eerste liefde
Kort na haar afstuderen aan het conservatorium, wordt Thérèse geselecteerd om met een symfonieorkest een tournee te maken langs de Nederlandse clubs in Zuid-Afrika. Ook de acht jaar oudere tenor Arjan Blanken is daarbij. Vol enthousiasme vertelt Thérèse verder: “Dat was natuurlijk één grote sensatie voor mij! De reis alleen al, drie weken op zee. En toen hebben we daar in een paar maanden tijd overal opgetreden. Van Kaapstad tot Pretoria. Arjan was acht jaar ouder en een knappe man om te zien. Verschillende mensen zeiden voor vertrek al: ‘Dat kan best eens wat worden tussen jullie.’ Ik werd boos om zulke pikante praatjes, maar uiteindelijk is het toch gebeurd! In Nederland zijn Arjan en ik eerst verloofd met elkaar en daarna getrouwd. Negen maanden en een week later kregen we een baby’tje: onze dochter Sylvia. Daar ben ik nog altijd heel blij mee, want dankzij haar heb nu twee hele leuke kleindochters. Volwassen meiden hoor, dertigers inmiddels. Na ruim twaalf jaar samen met Arjan, nam ik de vlucht. Te jong getrouwd, zeg ik nu.”
Nederlandse Comedie
“Liederenrecitals geven, dat was in de tijd na mijn afstuderen ‘je van het’. Wie met klassieke liederen optrad in de Kleine Zaal van Het Concertgebouw kon thuiskomen. Het werkte als een aanbeveling. Zelf wilde ik graag met ander materiaal optreden. Schubert, Brahms, het is allemaal prachtig hoor, maar ik dacht alleen maar: ‘Mooier dan Elisabeth Schwarzkopf kan ik het niet zingen.’ En daarbij kwam dat de belangstelling van het publiek voor dergelijke recitals afnam. En toen diende de Nederlandse Comedie zich aan. Dat was het eerste toneelgezelschap van Nederland en het speelde in de Stadsschouwburg aan het Leidseplein. Daar wilden ze mij dolgraag hebben voor de zangrollen. Altijd viel er wel wat te zingen in een toneelstuk en als dat een keer niet zo was, dan stelde ik gewoon voor om voor zo’n stuk een nieuw lied te schrijven. Ik mocht ook spelen. De kleine rollen natuurlijk. De grote rollen waren voor Ank van der Moer, Ko van Dijk, Ramses Shaffy… Ik heb ze allemaal van dichtbij meegemaakt en heb heel veel van ze geleerd. Zo werd ik een zangeres, die ook kon acteren.”
Musicals op televisie
Vanaf de jaren zestig richt Thérèse zich hoe langer hoe meer op het Nederlandstalige en internationale chanson en luisterlied. Thérèse: “Daar moet ik heel duidelijk bij zeggen dat ik er nooit op uit geweest ben om hits te scoren of om veel geld te verdienen. Nooit! Ik wilde wel graag van mijn werk kunnen leven. Enfin, als zangeres onder de toneelspelers viel ik op. Dat zorgde ervoor dat ik af en toe op het secretariaat geroepen werd, omdat daar aanvragen binnenkwamen van de verschillende omroepen. Zij vroegen mij om te zingen én spelen in televisiemusicals als Oklahoma en Kiss Me Kate. Dat vond ik enig om te doen. Nederland had nog maar twee zenders, iedereen keek ernaar en alle kranten en bladen schreven erover.”
Thérèse vertelt verder: “In die tijd kwam ook producent Benny Vreden op mijn pad. Hij stelde me voor dat hij mijn management zou gaan doen en garandeerde me daarbij een keurig salaris voor drie jaar. Ik had voor niets beters kunnen tekenen: binnen de kortste keren had ik een eigen personality show bij de VARA en werd ik uitgenodigd om zonder competitie met anderen voor Nederland uit te komen op het Eurovisie Songfesival.”
Eurovisie Songfestival
De liedjes die Thérèse zingt in de voorselectie voor het Eurovisie Songfestival zijn vastgelegd op de langspeelplaat Het Songfestival van Thérèse. Het verhaal gaat verder: “Ik hoefde dus niet met andere collega’s te strijden om naar dat festival te mogen. Wel moest ik zes liedjes zingen voor publiek, dat daaruit vervolgens één lied mocht kiezen. En dan krijg je wat altijd gebeurt als de mensen mogen kiezen. Ze kozen het liedje dat helemaal mijn voorkeur niet had. Ring-dinge-ding is best een leuk liedje hoor…, voor een meisje van achttien! Maar ik was al tweeëndertig en volwassen naar mijn idee. Ik had helemaal niks met dat kinderachtige deuntje. Liever was ik met het lied Waar Ben Je…? op pad gegaan, want daarin kon ik als zangeres veel meer van mijn talent kwijt. Maar goed, ik had ja gezegd en heb mijn best gedaan. Een groot succes werd het helaas niet.”
Thérèse neemt een slokje van haar inmiddels koud geworden koffie. Het verhaal gaat door: “Niet veel later werd ik gebeld door de NCRV. Aan hen was gevraagd of ze een zanger of zangeres wisten, die mee zou willen doen aan het Intervisie Songfestival in Brașov, in Roemenië. Nou en of ik dat wilde! Optreden in Oost-Europa sloot geweldig aan bij mijn voorliefde voor exotische muziek. Een liefde die vroeg is ontstaan en altijd is gebleven. Ik ging naar huis met de hoofdprijs en heb in de vele jaren daarna overal mogen optreden. Van Azië tot Amerika. Wist je dat ik zelfs voor Fidel Castro heb gezongen? Hij was zo enthousiast, dat ik op zijn kosten een nieuwe jurk mocht uitkiezen.”
Ware liefde
Op haar relatie met tenor Arjan Blanken zegt Thérèse met een glimlach terug te kijken. Maar wanneer het gesprek komt op het leven met haar tweede echtgenoot, producent en tekstdichter Gerrit den Braber, lichten haar ogen op. Ze vertelt: “Benny Vreden was een goede manager. Hij waakte over mij. Toen ik hem vertelde dat ik naar een bijeenkomst van de muziekorganisatie Conamus zou gaan, verzekerde hij mij ervan dat alle platenmaatschappijen over me heen zouden rollen. Hij vroeg me om alles en iedereen naar hem door te sturen en dat heb ik gedaan. Ook Gerrit den Braber, de man die voor Milly Scott het Songfestivalliedje Fernando & Filippo had geschreven, heb ik keurig doorverwezen. Pas toen we wat verderop in de tijd veel met elkaar samenwerkten is er tussen ons een hechte band ontstaan. Gerrit mocht mij graag en ik hem. We praatten veel, hadden dezelfde smaak en dezelfde ideeën. Omdat we beiden getrouwd waren, heeft het wat tijd gekost voordat onze relatie zijn beslag kreeg. En juist daardoor voelden we aan dat we voor elkaar de ware waren. Gerrit was zo fantastisch; een hele lieve man en een goede tweede vader voor mijn dochter. Vrienden zeggen me nog weleens dat ik een geluksvogel ben, omdat ik zo’n mooie tijd met Gerrit heb gehad. En zo is het ook. We hebben elkaar dertig jaar gekend en zijn meer dan vijfentwintig jaar echt samen geweest. En heel gelukkig!”
Rosa Spier Huis
Na het overlijden van haar haar dochter Sylvia en haar man Gerrit, in een kort tijdsbestek van 14 maanden, verlaat Thérèse eind jaren negentig Nederland. Ze gaat wonen in Frankrijk, houdt zich vooral bezig met de schilderkunst en opent er een galerie. Thérèse: “Gerrit en ik waren beiden dol op Frankrijk. ‘Francofiel’, zeg ik weleens. Dat hadden we gemeen met Willem Duys en zijn vrouw, goede vrienden van ons. Na het verdrietige overlijden van mijn dochter en mijn man ben ik er gaan wonen, want ik wist dat ik in ons gezamenlijke huis in Laren niet meer blij kon worden. Weggaan was voor mij de manier om uit te blazen. Pas na zeven jaar kwam er een moment waarop ik weer eens echt blijdschap voelde. Toen dacht ik: ‘Wat fijn, de mist trekt op. Ik mag weer gelukkig zijn.’ Dat gevoel heeft onbewust de weg vrij gemaakt om nu weer in Nederland te wonen en me weer meer met het zingen bezig te houden. Het Rosa Spier huis ligt hemelsbreed maar een paar honderd meter bij de villa vandaan, waar ik vroeger met Gerrit woonde. Hier heb ik een lekkere grote kamer met uitzicht op het bos. En als ik door onze grote tuin wandel, dan noem ik die ‘het paradijs’. Daar kun je maar beter geweest zijn voordat je overlijdt, want of je er later nog eens komt, dat weet niemand!”
Het Rosa Spier Huis is ook de plek waar Thérèse Steinmetz op zondagmiddag 15 oktober enigszins verlaat haar negentigste verjaardag viert. Dit doet zij met een inmiddels uitverkocht concert in de theaterzaal, waarbij zij wordt begeleid door haar vaste pianist Erik Verwey. De presentatie van het programma wordt verzorgd door medebewoonster Tineke de Nooij en er zijn gastoptredens te verwachten van de beroemde Roemeens accordeonist Nicolae Turcitu en van de Frans-Nederlandse chansonnier Philippe Elan. Voor iedereen die geen kaartje heeft weten te bemachtigen, heeft Thérèse nog een boodschap: “Het is niet mijn laatste optreden hoor! Ik heb nog altijd veel plezier in het zingen en mijn stem doet het nog goed. Zolang als dat zo blijft, blijf ik dankbaar doorgaan!“